SV | Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie [zijn] weg [wel] aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien. |
WLC | זֹבֵ֥חַ תֹּודָ֗ה יְֽכַ֫בְּדָ֥נְנִי וְשָׂ֥ם דֶּ֑רֶךְ אַ֝רְאֶ֗נּוּ בְּיֵ֣שַׁע אֱלֹהִֽים׃ |
Trans. | zōḇēḥa twōḏâ yəḵabəḏānənî wəśām dereḵə ’arə’ennû bəyēša‘ ’ĕlōhîm: |
Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie [zijn] weg [wel] aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie [zijn] weg [wel] aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien.
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!